De Eerste Kamerverkiezingen van 2011 waren een belangrijke gebeurtenis in het Nederlandse politieke landschap. In deze kiescampagne werden er grote veranderingen aangebracht in de politieke landbouw en de leiderschappen werden doorgegeven aan nieuwe generaties. In dit artikel gaan we in op de belangrijkste aspecten van deze kiescampagne.

De kandidaten en hun partijen

De Eerste Kamerverkiezingen van 2011 waren een kiescampagne waarin drie grote partijen deelnamen: de Christelijke Democratische En organisatie (CDA), de Partij voor de Vrijheid (PVV) en de Socialisten 21 (S21). De CDA, onder leiding van Jan Blokzijl, was een vaste partij in het politieke landschap en kon rekenen op een sterk netwerk van aanhangers. De PVV, onder leiding van Geert Wilders, had echter een nog ongewoon versterkte positie gekregen door de steile groei van zijn populariteit in de jaren voorafgaand aan de kiescampagne. S21, onder leiding van Marjanne Loosveld, was een kleine partij die echter wel een goed debuut maakte.

De campagne en de discussie over het ‘Looloogaal’

Tijdens de kiescampagne stonden er vooral twee onderwerpen aan de orde van de dag: het ‘Looloogaal’ en de economische situatie in Nederland. Het ‘Looloogaal’ was een woordspel dat werd gebruikt om een onderscheid te maken tussen wie wel of geen last had van de crisis in Europa. Wilders en zijn volgelingen gebruikten dit concept om hun oppositie tegen de regering te benadrukken, terwijl de CDA en S21 het als een discussie over economische verantwoordelijkheid zag.

De resultaten en de conclusie

Op 9 maart 2011 werden de resultaten van de kiescampagne gepresenteerd. De PVV had met 24,3% van de stemmen de meeste kandidaten gekozen voor de Tweede Kamer, gevolgd door de CDA met 15,7%. S21 behaalde slechts een kleine percentage van de stemmen.

Vergelijkbare berichten