Op een zonnige dag in juni, toen de lente zijn intrede had gedaan in de noordelijke landen, begonnen vijf kleine zeehondjes aan een grote reis. Deze reis zou hen naar verre en onbekende wateren leiden, waar zij nooit eerder waren geweest. Het waren moedige dieren, maar ook erg nieuwsgierig. Zij wilden weten wat er buiten hun kleine eilandje te vinden was.
De vijf zeehondjes, die allemaal ongeveer een jaar oud waren en nog niet eerder op reis waren gegaan, stonden aan de rand van het water. Zij keken uit over de horizon, waar zij alleen maar water konden zien. Het was voor hen een mysterieus iets, dat water. Soms leek het heel diep en donker, dan weer helder en blauw. Maar altijd was het in beweging.
“Ik vraag me af,” zei de kleinste van de vijf, een zeehondje met een witte vlek op zijn voorhoofd, “wat er onder water te vinden is.” De anderen keken hem aan en dachten even na. Zij wisten het antwoord niet, maar waren bereid om het uit te zoeken.
Met een laatste blik op hun ouderlijk huis sprongen de vijf zeehondjes in zee. Het water spatte alle kanten op en zij zwommen weg van hun eiland. Aanvankelijk ging alles goed, maar al gauw kwamen er problemen. De stromingen waren sterk en de golven hoog. Maar de zeehondjes waren vastberaden om door te gaan.
Na een tijdje merkten zij dat de wereld onder water heel anders was dan zij hadden gedacht. Er waren grote vissen, die hen angst aanjoegen. Ook waren er koraalriffen, waar zij zich gemakkelijk konden bezeren. Maar de zeehondjes waren slim en wisten van deze dingen af. Zij letten op elkaar en hielpen elkaar als dat nodig was.
Op een avond, toen de zon onderging in het westen, vonden de vijf zeehondjes een mooi plekje om te slapen. Het was een klein strandje, verborgen tussen twee grote rotsen. Hier konden zij veilig rusten en zich voorbereiden op de volgende dag.
De volgende morgen gingen de vijf zeehondjes weer verder. Zij hadden een doel voor ogen: het noorden van de Atlantische Oceaan bereiken. Daar, zo hadden zij gehoord, waren de wateren koud en helder. Men zei dat er zelfs ijsbergen te vinden waren.
Maanden lang zwommen de vijf zeehondjes door de Atlantische Oceaan. Zij ontmoetten allerlei andere dieren: dolfijnen, walvissen en zelfs een paar haaien. Maar zij deden hen niets aan en de zeehondjes konden rustig verder gaan.
Toen het eindelijk september was, bereikten de vijf zeehondjes hun doel: het noorden van de Atlantische Oceaan. Het water was inderdaad heel koud en helder. En ja, er waren zelfs ijsbergen te zien.
De vijf zeehondjes zwommen rondom een ijsberg, die zij hadden ontdekt. Zij keken vol verbazing naar de grote brokken ijs, die langzaam smolten in het water. Dit was iets wat zij nog nooit eerder hadden gezien.
Maar nu waren de vijf zeehondjes aan het einde van hun reis gekomen. Zij moesten terug naar huis en dat ging niet gemakkelijk zijn. Het zou weken duren voor zij hun eiland weer bereikten.
Met een laatste blik op de ijsbergen begonnen de vijf zeehondjes aan hun terugreis. Zij zwommen door de Atlantische Oceaan, langs de plekken waar zij eerder waren geweest. Het was niet gemakkelijk, want het water was nog steeds koud en er waren veel stromingen. Maar de vijf zeehondjes waren moedig en wilden naar huis.
Na weken van zwemmen bereikten de vijf zeehondjes eindelijk hun eiland. Zij waren moe, maar ook blij om weer thuis te zijn. Zij hadden een grote reis gemaakt en veel gezien.
Vanaf die dag werden de vijf zeehondjes als helden beschouwd door de andere dieren op het eiland. Men vertelde verhalen over hun moed en slimheid. En de vijf zeehondjes leefden nog lang en gelukkig, altijd bereid om een nieuwe reis te beginnen.