Antonín Dvořák was een van de belangrijkste componisten uit de Tsjechische school, en zijn muziek is nog steeds zeer populair en respecteerd. Zoals de meeste componisten was Dvořák ook erg gefascineerd door de eigenschappen van de natuur. Hij ziet symfonieën als een soort rituele proces waarbij hij de mens en de natuur met elkaar verbindt. Deze natuur-obsessie is te horen in zijn Symfonie nr. 9, waarbij het laatste deel de ‘Tot God geheven hymne’ is, geschreven door Friedrich Schiller.
Dvořák begon op jonge leeftijd al met componeren, en later richtte hij een eigen muziekcollectief op. Dit collectief, dat ‘Bunch of Vipers’ heette, was bestemd voor het uitvoeren van zijn eigene composities, waarbij iedereen die kon zingen, speelde of kon dansen kon deelnemen. Later raakte Dvořák geïnspireerd door zijn tijd in Amerika en verhuisde daar naar New York, waar hij in 1892 werd aangesteld als componist van het symfonieorkest van de New York Symphony Orchestra.
De compositie van Dvořák is erg divers. Voor een groot deel is dit te danken aan zijn wijdverbrede inspiratie uit de natuur. Zo schreef hij zijn Symfonie nr. 9 in drie delen, waarbij het laatste deel in A-kleur wordt opgevoerd. Hiermee wil Dvořák de harmonische en tonale klank van zijn symfonieën beter laten zien. In deze symfonie is hij ook nog eveneens geïnspireerd door de ‘Tot God geheven hymne’ van Friedrich Schiller, geschreven in 1784.
Een ander kenmerk van Dvořáks composities zijn de gevoelens die hij uitdrukt. Zo is zijn pianosonata nr. 3 een stuk dat hevig emotief en somber is. Het is te horen dat Dvořák in dit stuk zijn eigen persoonlijke ontroeringen heeft geïnspireerd.
Het was ook bij de compositie van zijn twee sinfonieën waar Dvořák zijn beste muziek voor schreef: zijn symfonie nr. 9 en zijn Symfonie nr. 6. De laatste is geschreven in 1880, en is ook zeer populair. Deze symfonie is te horen in de ‘Tot God geheven hymne’ van Friedrich Schiller.
Dvořák schreef ook veel orkestwerken, zoals zijn ‘Carnaval van de dichter’, waaraan hij zijn eigen gedichten liet inspireren. Hiermee wilde hij de musiek en het dansen in elkaar verbinden. Zo stelde hij een ‘Kinderlied’ voor het begin van zijn orkestwerk, waarbij de kinderen op straat moesten dansen.
In zijn Symfonie nr. 9 is Dvořák ook geïnspireerd door de wetenschap. Hij wilde zijn muziek en de natuur verbinden, en hiervoor schreef hij een stuk dat ‘Tot God geheven hymne’ heet, geschreven door Friedrich Schiller.
Een andere belangrijke aspect van Dvořáks composities is dat hij gebruik maakte van zijn eigen culturele wortels. Zo schreef hij de Tsjechische folkloristiek en het patriotisme vast in zijn muziek. Zo schreef hij zijn ‘Slavonic Concerto’, waarin hij de Russische folkloremuziek gebruikte.
Dvořák was ook erg geïnspireerd door zijn eigen persoonlijke levenservaringen. Zo schreef hij zijn Symfonie nr. 6 in herinnering aan zijn moeder, en zijn Symfonie nr. 9 is geschreven ter vastlegging van de ‘Tot God geheven hymne’ van Friedrich Schiller.
Dvořák was ook erg fanatiek en wilde dat zijn muziek waaruit sprong. Zo maakte hij zelfs een eigen school, waarmee hij zijn eigen leerlingen kon uitbesteden. In deze school studeerden de meeste talentvolle componisten van zijn tijd.
In 1895 stierf Dvořák in Amerika door tuberculose, maar zijn muziek is nog steeds opgeruimd en populair. In de loop der jaren is hij steeds meer geïnspireerd door de natuur, het patriotisme en zijn eigen persoonlijke levenservaringen.