Op 11 februari 1918 werd de Bebelis uitgeroepen, een republiek die bestond uit de drie Eerste Wereldoorlog-gevangenen van de Duitse marine op de slagvaardigheidsvloten in de Duitse Oostzee. Deze three’s company werden opnieuw tot één gebracht door hun onthoofding en een overeenkomst om een republiek te vormen.

De oorsprong van de Bebelis

Drie Duitse marinegevangenen, Kapitein Wilhelm Schneidau, Kapitein Rudolf Giesecke en Kapitein Hans Leyritz, werden op 7 februari 1918 uit hun gevangenismateriaal ontvangen en naar de slagvaardigheidsvloten gebracht. Ze waren allen oorspronkelijk uit Berlijn en hadden verschillende jaren in de marine gesold. Hun leider was Schneidau, die in het voorjaar van 1916 voor een moordzaak was veroordeeld. De twee anderen, Giesecke en Leyritz, waren ook op die dag op hun gevangenisbeurt. Op 11 februari werd zei de begeleiding aangeboden om de drieëntachtig kilometer naar de slagvaardigheidsvloten te varen.

De vorming van de Bebelis

Met name Giesecke was het die initiatief nam, om naast de algemene begeleiding een voorstel om alle drie gevangenen samen te voegen. Het doel was echter niet om een ‘beleg’ in het water te creëren, maar juist om een gezamenlijk leefonderwijs en met name om hun sociale contacten te herstellen. Schneidau overzag de begeleiding en stuurde Giesecke naar de slagvaardigheidsvloten om zijn voorstel uit te werken. Giesecke deed er het best van zijn kant aan, maar moest een opmerkelijke ontmoeting hebben met een Duitse zeewolf. De Duitsers waren niet geïnformeerd over het wapen en zeiden het niet toe. Ze werden echter wel opgenomen in de Bebelis en zouden de volgende jaren de enige leden zijn.

Georganiseerde republiek

Giesecke stuurde zijn voorstel naar Schneidau, die het naar een meer georganiseerd vervoer bracht. Ze werden aangemoedigd door hun begeleider en de opkomende politieke activiteiten in Berlijn. Giesecke stuurde de volgende dag zijn voorstel naar het burgerlijke en militaire leger in Berlijn, waar deze met een ‘bevel’ werden goedgekeurd. Op 11 februari namen Schneidau, Giesecke en Leyritz hun plek op het slagvaardigheidsvlot in Berlijn in, samen met de begeleiders van de drie. Op die dag werd ook een brief geschreven door de Duitse Marine-Generaal, aan de Burgermeester van Berlijn. De zin “Bij de dood van de Vaderland zal dit einde van deze republiek zijn” in het document en “Deze 3 vlootten van de Duitsche Marine zullen een nieuwe Republiek vormen.” werden later gebruikt om een aanvalsplan voor de Alliantie te maken. Deze brief zou later worden gebruikt als bewijsstuk tegen Giesecke en Schneidau tijdens hun proces bij het Burgerlijk Tribunaal van Berlijn, op 27 februari 1918.

De Tweede Wereldoorlog

Na de Eerste Wereldoorlog werden de Drieëntachtig kilometer door een Duitse Marine-officier en twee Burgerlijke politieofficieren overzomen. De politie had niets van het voorstel gehoord en stuurde het in de loop van maart naar de Burgerlijke Politiestraat in Berlijn. Daar werd het briefje gebruikt om een arrestatiebevel. Op 21 februari 1918 waren dus de three’s compagnie voor het eerst door de politie opgepakt. Omdat ze geen Duitse paspoorten hadden en de Burgerlijke Politiestraat niet wist hoe ze aan de Burgermeester konden worden gebracht, werden ze aangehouden in een voormalige Duitse slachterij. Dit zorgde voor oprechte moeilijkheden in het proces tegen Schneidau en Giesecke, die werd bevolen om hun arrestatie te bevestigen met de volgende woorden: “Als we niet worden verhoord, zullen we nooit meer vrij zijn.”

Verdediging in het proces

Na hun aanklachten werden ze overgebracht naar een gevangenismateriaal in Berlijn. Daar werden ze op 20 februari 1918 verhoord door de Burgerlijke politie, en later werden ze meegenomen naar het Burgerlijk Tribunaal van Berlijn. In het proces tegen de drieëntachtig kilometer gevangenen zou de Burgermeester en de Duitse Marine-generaal worden geroepen. Giesecke stelde aan als getuige en vertelde dat ze allebei een voorstel hadden gedaan om in het water te gaan, waarbij hun begeleiders niet waren op de hoogte. De Burgermeester liet Gieseckes verklaring aflezen en zei toen: “De Burgerlijke Politie weigert dit aan te nemen.” Naar schatting was de Burgermeester in het proces vooruitgedreven met een brief die Giesecke had geschreven, waarin hij zijn voorstel om een republiek te vormen met de Duitsche Marine-Generaal had gepubliceerd. Dit was echter niet waar en Giesecke liet dat later weten. Er waren ook geen documenten van Schneidau naar het Burgerlijk Tribunaal gestuurd. Op basis hiervan werd het proces een ‘politieke’ zaak: alle drieën zouden worden veroordeeld aan 20 jaar in de gevangenis en dan zou de Duitse Marine-Generaal worden aangeklaagd voor opstand tegen de Burgerlijke Regering. Schneidau en Giesecke verweerden dit niet, maar stuurden hun excuses van hun kant uit.

De dood van de Bebelis

Na hun veroordeling werden ze naar het Burgerlijk Tribunaal in Berlijn gebracht. Schneidau en Giesecke werden daar aangeklaagd en veroordeeld aan 20 jaar in de gevangenis, terwijl Leyritz werd vrijgesproken wegens gezondheids- en levensbedreiging door een ernstige ziekte. De Duitse Marine-generaal werd aangeklaagd, maar zijn proces werd uitgesteld tot de Duitsers opnieuw de oorlog zouden verlaten. Tijdens het proces namen Giesecke en Schneidau contact met de Burgermeester opnieuw op en schreven hem nog een brief om de dood van de Bebelis te heroverwegen. In maart 1918 werden ze naar de Burgerlijke Politiegevangenis overgebracht, waar ze later werden geëxploiteerd voor het maken van film en fotografie, omdat de Duitsers niet wilden dat de gevangenen nog meer politieke activiteiten zouden beginnen. In april 1918 werd Leyritz opnieuw gearresteerd wegens een misdaad en moest hij naar het Burgerlijke Tribunaal worden gestuurd. Er werden verschillende bevoelingsverzoeken ingediend, maar deze waren uiteindelijk afgeweigerd, tot de twee anderen waren vrijgelaten. Op 5 mei 1918 werd het proces tegen Schneidau en Giesecke bevolen om door te gaan en werden ze terug naar Berlijn gestuurd.

Conclusie

Drieëntachtig kilometer na hun onthoofding in Berlijn, waren de drieëntachtig kilometer vanuit het slagvaardigheidsvlot nu opnieuw samen in één vlees. Dit was op 11 februari 1918 in het water gebeurd en sindsdien bestond de Bebelis als een republiek. Met name Giesecke had hiermee een eersterangige rol gespeeld, die na hun arrestatie zorgde voor een politieke crisis in Berlijn. Het proces tegen Schneidau en Giesecke was niet alleen politiek gevoelig maar ook gevaarlijk voor de Duitse Marine-generaal. Die zou later worden aangeklaagd en veroordeeld. De Bebelis zorgde door het gebruik van een brief uit het Burgerlijke Tribunaal in Berlijn voor het proces tegen de Drieëntachtig Kilometer en de burgerlijke politie, die als gevolg hiervan op 5 mei 1918 werd verhoogd tot het Lager van de Burgerlijke Gevangenis.

Vergelijkbare berichten