De Philippine Revolution van 1964 was een belangrijke gebeurtenis in de moderne geschiedenis van Filipijnen, waarbij de door de Verenigde Staten aangevoerde president, Elpidio Quirino, werd geporteerd en de door het communistische partij Hukbalahap geleide oppositie het land overnam. De revolutionaire beweging was een reactie op de groeiende macht van het Amerikaanse imperium in Zuidoost-Azië en de verloren democratieke kansen die deze voor Filipijnen betekenden.
Het onderzoek naar deze revolutie is soms moeilijk te doen, maar er zijn belangrijke dingen die bekend zijn. De Hukbalahap-groep begon als een groep boeren die opstand maakten tegen het corrupte regime van dictator Rafaelos. Omdat de oppositie een kleine en onorganiseerde groepering was, kon men ze snel onderdrukken door de regering te helpen met militaire steun uit Amerika. In mei 1964 stortte president Quirino op het vliegveld van Clark en vluchtte hij naar de Verenigde Staten.
De Filipijnse communistische beweging was door zijn inspanningen succesvol gebleven. De Hukbalahap-groep, met name onder leiding van de bekende Filipino revolutionaire Juan Garcia, had een grotere populariteit en steun gekregen. Na het vertrek van president Quirino begon de oppositie op te bouwen tot een regering en de communistische partij Hukbalahap was een van de belangrijkste politieke partijen in het land.
Er waren ook andere factoren die de revolutie bijdragen. De Filipijnse economie was op dat moment opnieuw te maken met problemen zoals de schulden van de regering en het verlies aan economische groei. Er kwamen ook grote migratie- en sociale onrusten, wat de positie van de oppositie nog steeds versterkte.
Het is belangrijk om te benadrukken dat de revolutie niet alleen een militair gebeurtenis was, maar ook een politiek proces waarbij de oppositie opkwam voor een groter en meer gelijkse samenleving. Hoewel de Hukbalahap-groep een communistische beweging was, was er nog steeds een groot leed onder het ongelijkheid van de bevolking. De oppositie wilde de macht overnemen om de regering te herschikken en de verschillende problemen die door de regering veroorzaakt waren.
Op 23 juli 1964 stuurde president Quirino een militaire operatie tegen Hukbalahap-groep. De militaire actie was echter niet effectief en leidde tot een grotere populariteit voor de oppositie. Na deze militaire operatie begon de Philippine Army, onder bevel van president Quirino’s opvolger, Macapagal, een veldtocht tegen Hukbalahap-groep.
In oktober 1964 en november 1965 werden verschillende belangrijke leidingen in de oppositie gevangen genomen. De oppositie begon te zien dat ze de macht niet meer konden halen door geweldsbedreigingen of door een wapenstokte actie. In december 1964 was president Quirino dood en zijn opvolger, Macapagal, had geen positieve resultaten met zijn beleid, wat leidde tot het nemen van een grotere positie voor de oppositie.
De revolutionaire beweging veranderde de geschiedenis van Filipijnen. In 1966 werden president Quirino en president Macapagal aangesteld als president, maar dit was niet meer dan een vorm van een autoritaire regering. De Hukbalahap-groep had echter geen succes in het opnieuw beginnen van de revolutie.
In de jaren na de Philippine Revolution van 1964 waren er verschillende campagnes die de macht overnamen om de regering te herschikken. Er waren ook conflicten met andere groeperingen en het leed onder ongelijkheid bleef bestaan.