De geschiedenis van het onderwijs in Nederland is een rijke en complexe. Het onderwijs in Nederland heeft zich door de eeuwen heen ontwikkeld tot wat het vandaag de dag is, namelijk een systeem waarin iedereen gelijke kansen krijgt om zijn of haar potentieel te benutten.
Er bestaan verschillende fasen in de geschiedenis van het Nederlandse onderwijs. In deze blog bespreken we de meest belangrijke en invloedrijkste fasen, waaronder de ontwikkeling van het eerste onderwijssysteem, de rol van de kerk en de overheid en de invoering van nieuwere methodes.
In het oude Nederland was er geen formeel onderwijs. Kinderen werden door hun ouders opgevoed met vaardigheden die nodig waren voor het dagelijkse leven, zoals landbouw en handwerken. Pas toen de Middeleeuwen aanbraken veranderden dingen.
In de Middeleeuwen kwamen er de eerste scholen in Nederland. Deze werden meestal door de kerk opgericht om priesters en andere religieuze functionarissen te onderwijzen. Ook kinderen van adel gingen naar school, waar ze les kregen in bijvoorbeeld Latijn.
Deze scholen waren niet voor iedereen toegankelijk en het merendeel van de Nederlandse bevolking had weinig tot geen kans op onderwijs. Dat veranderde in 1857 toen de eerste onderwijswet werd aangenomen, die een eind maakte aan deze praktijken.
Deze wet, ook wel bekend als de ‘Wet op het Lager Onderwijs’, verplichtte alle kinderen tussen de vijf en twaalf jaar om naar school te gaan. Dit leidde tot een enorme toename van het aantal scholen in Nederland.
Maar ondanks deze wet bleef onderwijs voornamelijk voorbehouden aan de gegoede klassen, terwijl kinderen uit arbeidersgezinnen nog steeds moeite hadden om een fatsoenlijke opleiding te krijgen. Dat veranderde in 1917 toen het kabinet door socialisten en liberalen werd gevormd.
In 1917 kwam de wet ‘Leerplicht’ tot stand, die de leerplichtleeftijd verhoogde van twaalf naar veertien jaar. Ook was er een verandering in de manier waarop onderwijs werd gegeven: het onderwijs moest voortaan ‘algemeen vormend’ zijn.
Er kwam een einde aan aparte scholen voor kinderen van verschillende gezindten en alle kinderen kregen dezelfde lesstof. Hierdoor kon iedereen die dat wilde in principe naar school gaan, wat niet eerder het geval was.
In de tweede helft van de twintigste eeuw kwamen er meerdere hervormingen om kinderen uit alle milieus een kans te bieden op onderwijs. Zo werd de Mammoetwet aangenomen in 1963 en deze wet veranderde het Nederlandse onderwijssysteem ingrijpend.
Deze wet verlengde de leerplichtleeftijd naar zestien jaar, en ook was er een verandering in de manier waarop het onderwijs werd georganiseerd. Alle kinderen van zes tot twaalf jaar gingen naar een basisschool, waarna ze de keuze hadden uit een aantal verschillende soorten voortgezet onderwijs.
Daarbij kwamen in 1968 de eerste openbare scholen voor voortgezet onderwijs. Daarmee was het Nederlandse onderwijssysteem zoals we dat nu kennen geboren.
Tegenwoordig hebben alle kinderen in Nederland de kans om minimaal zestien jaar naar school te gaan en daarna al dan niet nog verder doorleren, wat in veel andere landen niet mogelijk is. Daarmee is het huidige onderwijssysteem een van de beste ter wereld.